Over de noodzaak van dit hulpmiddel wordt verschillende gedacht. Tegenwoordig beschouwt het merendeel van de vioolpedagogen het als een gegeven.
Schoudersteun van Wolf
In vroegere tijden werden vioolachtigen als het ware op de arm bespeeld. Er was nauwelijks sprake van het z.g. positiespel. Na de evolutie van viool en altviool tot "moderne" instrumenten verhuisden viool en alt steeds meer richting kin (kaak). Het instrument wordt dan a.h.w. geklemd tussen schouder en kaak.
Om in alle speelposities een goede greep op het instrument te houden werd gezocht naar hulpmiddelen. Belangrijk daarbij zijn niet alleen de grip, maar ook de bescherming van instrument en lak tegen huid(baard) contact, contact met kleding (en de daarop soms aangebrachte versieringen). Daartoe deden doeken en zachtlederen lappen dienst, maar die beïnvloedden de akoestische prestaties nogal eens negatief. In de loop van de 20e eeuw volgt dan de uitvinding van de "schoudersteun", zij het eerst in de vorm van een met stro gevuld kussentje aan een koordje, later in de vorm van een balsahouten constructie. Pas na de 2e wereldoorlog maakt de schoudersteun een echte revolutie door: toepassing van metaal (en later kunststof) en schuimrubberachtig materiaal maakt vormen en constructies mogelijk die tijdens het spel onder het instrument worden geklemd en die het instrument op een ontspannen wijze op de schouder laten rusten zonder kans op wegglijden en met een optimaal behoud van akoestische prestaties.
Wordt vervolgd....